Het overkomt me altijd als ik de schilderijen Paul Cezanne over natuur, en bijzonder over bomen bestudeer: een geluksgevoel. Komt het door de tegenstellingen van licht en schaduw? Van horizontaal en verticaal? Door kleurgebruik? Of is het juist het beschouwende, het contemplatieve dat me in de schilderijen zo aantrekt? Ligt het aan mij, of ligt er inderdaad iets weemoedigs in Cezannes manier van schilderen? Ik weet het niet. Wat ik wel weet is dat Cezanne sfeer weet neer te zetten. Zijn schilderijen nodigen uit om binnen te stappen. In ‘Les grands arbres’ word je overweldigd door de schoonheid van de bomen, het licht, het onbereikbare in de verte. Je ruikt haast de humus op de bodem terwijl de oude bomen je toefluisteren dat de plek die zij maken, goed is om te vertoeven. Dat het hier een gelukkige plek is.
Tuingeluk. Dat is de kern van tuindesign. En een van de mooiste kanten van het vak is: gids zijn voor je opdrachtgever, gids in de zoektocht naar tuingeluk. Hoe ontstaat in die ene, specifieke tuin, met zijn specifieke genius loci, voor je opdrachtgever, tuingeluk? Is dat niet het doel van het tuinontwerp? In fysieke zin is een tuin is een ordening van functies, een terras, een pad, een schuurtje, groenteperken, borders, bomen… Maar een tuin is meer dan dat. Het woord ‘tuin’ is afgeleid van het oude woord ‘tun’, dat ‘wilgentenen omheining’ betekende. In andere talen heeft het begrip ‘tuin’ verwantschap met ‘beschermen’(garden – to guard). Een tuin is dus vooral een besloten plaats, een ruimte om tot jezelf te komen, op zoek naar rust, schoonheid en reflectie. En daarom staat juist de mens met zijn beleving en ervaring van de buitenruimte staat centraal in de tuin. Om terug te komen bij het doel van een tuinontwerp: het is het bijstaan van de opdrachtgever in het vinden van het tuingevoel dat bij hem/haar past. De verbeelding van een eigen, een vertrouwde en unieke plek. Alsof die er altijd al was.